Afdrukken

Het Spelreglement 

per 2 juni 2018

Artikel 1:          De spelers
Artikel 2:          Het dambord
Artikel 3:          Schijf en dam
Artikel 4:          Slaan
Artikel 5:          Slaan is verplicht, meerslag gaat voor, slagkeuze
Artikel 6:          Het uitvoeren van de zetten
Artikel 7:          Onregelmatigheden
Artikel 8:          De gewonnen partij
Artikel 9:          Het gelijk spel (remise)
Artikel 10:        Spelen met een klok
Artikel 11:        Noteren van de partij
Artikel 12:        De verloren partij

Artikel 13:        Remise overeenkomen


Artikel 1: De spelersbeginstand
Het damspel wordt gespeeld tussen twee spelers. De één ('wit') speelt met de lichtgekleurde schijven, de ander ('zwart') met de donkergekleurde schijven.


Artikel 2: Het dambord
2.1
Het dambord is vierkant en bestaat uit honderd vierkante velden, die om en om licht en donker
gekleurd zijn.
2.2
De spelers spelen op de donkere velden: de 'speelvelden'. Iedere horizontale reeks van speelvelden is een 'rij', Iedere diagonale reeks van speelvelden een 'lijn'.
2.3
Het bord hoort zo te liggen dat de langste diagonale lijn van speelvelden van linksonder naar rechtsboven loopt.

Artikel 3: Schijf en dam1e zet
3.1
Een dampartij begint met twintig witte en twintig zwarte schijven die als volgt op het dambord staan:
3.2
De spelers doen om en om een zet. De witspeler begint.
3.3
Een schijf gaat schuin vooruit naar een leeg speelveld op de volgende rij.
3.4
Een schijf die na een zet de overkant van het dambord heeft bereikt, promoveert tot dam. De spelers maken de schijf als dam herkenbaar ('kronen' de schijf) door  er een tweede schijf bovenop te plaatsen.
3.5
Zolang een dam niet gekroond is, mag een speler er niet mee spelen.
3.6
Een dam gaat, via uitsluitend lege speelvelden, schuin vooruit of schuin achteruit naar een leeg speelveld op dezelfde lijn.
3.7
Schijf en dam worden aangeduid met de algemene term 'stuk'

Artikel 4: Slaanwit slaat 1x
4.1
Naast het schuiven met een stuk kan een zet ook bestaan uit het slaan met een stuk.
4.2
Wanneer een schijf een stuk van de tegenstander op een aangrenzend speelveld voor of achter zich tegenkomt met direct daarachter een leeg speelveld, dan wordt die schijf over dat stuk van de tegenstander heen naar het lege speelveld verplaatst ('slag'). Deze beweging wordt in dezelfde beurt voortgezet zo vaak als dat vanuit het speelveld van aankomst met een nieuw stuk van de tegenstander opnieuw mogelijk is ('meerslag'). Een schijf die tijdens het slaan een speelveld op de achterste rij passeert maar daar niet tot stilstand komt, promoveert niet tot dam.
4.3
meerslag gaat voorWanneer een dam een stuk van de tegenstander tegenkomt met direct daarachter één of meer lege speelvelden, dan wordt die dam over dat stuk van de tegenstander heen naar één van die lege speelvelden verplaatst ('slag'). Deze beweging wordt in dezelfde beurt voortgezet zo vaak als dat
vanuit het speelveld van aankomst met een nieuw stuk van de tegenstander opnieuw mogelijk is ('meerslag').
 
Een speler moet iedere slag stap voor stap aantonen. Hij mag met zijn stuk tijdens de slag wel vaker hetzelfde lege speelveld passeren, maar niet twee keer hetzelfde stuk van de tegenstander slaan. Meteen na de slag neemt de speler de geslagen stukken in volgorde, in één handeling, van het bord, met dezelfde hand als waarmee hij ze geslagen heeft.
4.5
Een speler mag, als hij met zijn eigen schijf een schijf van de tegenstander slaat, eerst de schijf van zijn tegenstander wegnemen, en daarna pas zijn eigen schijf verplaatsen.

Artikel 5: Slaan is verplicht, meerslag gaat voor, slagkeuzemeerslag voor damslag
5.1
Slaan is verplicht.
5.2
Meerslag gaat voor: wanneer een speler op verschillende manieren kan slaan, moet hij de slag uitvoeren waarmee hij de meeste stukken kan slaan.
5.3
Wanneer een speler op verschillende manieren hetzelfde aantal stukken kan slaan, mag hij kiezen welke slag hij uitvoert.

Artikel 6: Het uitvoeren van de zetten
6.1
Een speler die aan zet is en een stuk aanraakt waarmee hij volgens de regels van artikel 3 tot en met 5 een zet kan doen, moet met dat aangeraakte stuk zetten.
Dit geldt niet:
a. wanneer de speler vooraf heeft gezegd dat hij het stuk alleen maar wilde rechtzetten, of
b, wanneer het aangeraakte stuk een schijf is die hij tot dam moet kronen, of c, wanneer het duidelijk is dat de speler het stuk alleen onopzettelijk heeft aangeraakt.
6.2
Een zet is voltooid zodra de speler het stuk waarmee hij gezet heeft, heeft losgelaten en (bij een slag) de geslagen stukken heeft weggenomen.

Artikel 7: Onregelmatigheden
7.1
Als vastgesteld wordt dat het bord verkeerd ligt voordat beide spelers een zet hebben gedaan, wordt het bord alsnog goed gelegd.
7.2
Wanneer een speler een onreglementaire zet heeft voltooid (een zet die in strijd is met artikel 3 tot en met 6), bijvoorbeeld:
a. hij heeft twee keer achter elkaar gezet;
b. [vervallen]
c. hij heeft met een stuk van de tegenstander gezet of geslagen in plaats van met een eigen stuk;
d. hij heeft na een slag te veel, te weinig of de verkeerde stukken van het bord genomen;
e. hij heeft nagelaten te slaan of nagelaten een verplichte meerslag uit te voeren;
f. hij heeft stukken van het bord genomen zonder dat er geslagen is;
g. hij heeft nagelaten met een stuk te spelen dat hij al heeft aangeraakt; dan mag de tegenstander kiezen: hij kan eisen dat de speler terugzet en alsnog een wél reglementaire zet doet, of hij kan de stand op het bord accepteren en doorspelen.
7.3
Zodra een speler een onreglementaire zet van zijn tegenstander met een eigen zet heeft beantwoord, is de onreglementaire zet definitief.
7.4
Een kennelijk onopzettelijke of op onverklaarbare manier ontstane verandering in de positie op het bord geldt, zolang de spelers nog niet hebben verder gespeeld, niet als een onreglementaire zet.
 
Artikel 8: De gewonnen partij
Een speler heeft de partij gewonnen, en zijn tegenstander de partij verloren, als:
a. de tegenstander, aan zet, geen reglementaire zet meer kan doen
b. de tegenstander duidelijk maakt dat hij de partij opgeeft.

Artikel 9: Het gelijk spel (remise)
De partij eindigt in remise als:
a. de spelers dit met elkaar overeenkomen, of 
b. beide spelers vijf zetten hebben gespeeld nadat een stand is ontstaan van één dam tegen hoogstens twee stukken waaronder een dam, of
c. beide spelers zestien zetten hebben gespeeld nadat een stand is ontstaan van één dam tegen drie stukken waaronder een dam, of
d. beide spelers vijfentwintig opeenvolgende zetten alleen met dammen hebben geschoven en niet hebben geslagen, of
e. er voor de derde keer dezelfde stand, met dezelfde speler aan zet, op het bord is ontstaan.

Artikel 10: Spelen met een klok
10.1
Bij het spelen van de partij kan een klok gebruikt worden om de bedenktijd van beide spelers bij te houden.
10.2
Iedere speler moet in een tevoren bepaalde tijd een tevoren bepaald aantal zetten doen. Tijd die hij daarbij overhoudt, wordt toegevoegd aan zijn bedenktijd voor de volgende zettenreeks.
10.3
Bij het begin van de partij wordt de klok van de witspeler aangezet: wits bedenktijd gaat nu in. Als de zwartspeler bij het begin van de partij nog niet aanwezig is en de witspeler wel, wordt de klok van de zwartspeler aangezet, totdat de zwartspeler binnenkomt en wits klok aanzet. In de partij zet iedere speler nadat hij zijn zet heeft gedaan, zijn eigen klok stil en die van de tegenstander in werking, en wel met de hand waarmee hij zijn zet speelde.
10.4
De spelers mogen tijdens de partij de klok niet stil zetten, en ook geen wijzigingen aanbrengen in de door de klok aangegeven tijd.
10.5
Bij de vaststelling of een speler het tevoren bepaalde aantal zetten binnen de tevoren bepaalde tijd heeft gespeeld, geldt de laatste zet pas als voltooid als de speler zijn klok tijdig heeft ingedrukt.
10.6
De bedenktijd is verstreken op het moment dat dit door de klok wordt aangegeven. Iedere aanduiding door de klok is beslissend, tenzij de klok kennelijk defect is of verkeerd is ingesteld.
 
Artikel 11: Noteren van de partij
dambord met cijfers11.1
De spelers kunnen tijdens de partij de eigen zetten en die van de tegenstander zet voor zet noteren. De spelers mogen elkaar helpen met het bijhouden van de notatie, maar zijn dit niet verplicht.
Het noteren is van belang:
a. om het partijverloop te reconstrueren wanneer er over de stand op het bord op enig moment onduidelijkheid is;
b. als bewijsmiddel om te bepalen of een speler volgens artikel 10 binnen de tevoren bepaalde tijd het tevoren bepaalde aantal zetten heeft gedaan;
c. als bewijsmiddel om te bepalen of de partij volgens artikel 9 in remise is geëindigd;
d. als bewijsmiddel om te bepalen of de spelers volgens artikel 13 remise overeen mogen komen;
e. om het verloop van de partij vast te leggen, zodat de partij nagespeeld kan worden.
11.3
Voor het noteren van de partijen zijn de speelvelden als volgt genummerd:
11.4
Een speler noteert na een zet eerst het nummer van het veld van vertrek en daarna het nummer van het veld van aankomst. Gebruikelijk, maar niet verplicht zijn daarbij zijn daarbij de verbindingstekens '-' (bij schuiven) en 'x' (bij slaan).
11.5
Als een speler zodanig in tijdnood is dat het bijhouden van de notatie redelijkerwijs niet van hem gevergd kan worden, mag hij stoppen met noteren totdat de tijdnood voorbij is. Hierna moet hij de notatie meteen, en wel in zijn eigen bedenktijd, alsnog bijwerken. Als beide spelers de notatie moeten bijwerken, wordt de bedenktijd die dit kost door beide spelers gedeeld.
11.6
Als de spelers het oneens zijn over de vraag of de partij volgens artikel 9 remise is, onderzoeken zij dat aan de hand van hun notaties. De klok van de speler die de remise eist blijft hierbij lopen. Als zijn eis terecht is is de partij remise, als de eis niet terecht is wordt er doorgespeeld.

Artikel 12: De verloren partij
12.1
Zodra de bedenktijd van een speler is verstreken, wordt aan de hand van de bijgewerkte notaties vastgesteld hoeveel zetten er zijn gespeeld. Als daarbij komt vast te staan dat de speler wiens bedenktijd is verstreken niet het tevoren bepaalde aantal zetten heeft gedaan, verliest hij de partij en is zijn tegenstander de winnaar.
In alle andere gevallen gaat de partij verder. Als niet vastgesteld kon worden hoeveel zetten er zijn gespeeld, gaan de spelers verder met de notatie alsof zij precies het tevoren bepaalde aantal zetten hebben gespeeld.
12.2
Zodra van een nog niet aanwezige speler de bedenktijd is verstreken, wordt de partij voor hem wegens niet-opkomen verloren verklaard en is zijn tegenstander, als die wel aanwezig is, de winnaar.
12.3
Een speler die zich opzettelijk niet aan de spelregels houdt, verliest de partij. Zijn tegenstander is de winnaar van de partij, tenzij die zich zelf ook niet aan de spelregels houdt.

Artikel 13: Remise overeenkomen
13.1
Een speler die remise wil voorstellen, hoort dat te doen nadat hij een zet heeft gedaan maar voordat hij zijn klok heeft ingedrukt. Ook een remisevoorstel op een ander moment is overigens geldig.Een remisevoorstel kan niet worden ingetrokken; het blijft geldig totdat de tegenstander het expliciet heeft aangenomen of afgewezen. Als de tegenstander een antwoordzet doet geldt dit als een afwijzing van het remisevoorstel.
13.2
Een speler die een afwijzing van een remisevoorstel heeft gekregen, hoort daarna niet als eerste opnieuw remise voor te stellen.
13.3
De spelers mogen pas remise overeenkomen nadat zij beiden minstens veertig zetten hebben gespeeld, of - als de zetten niet genoteerd zijn - als zij beiden nog hoogstens tien stukken hebben. Bij overtreding van deze regel wordt de partij volgens artikel 12.3 voor beide spelers verloren verklaard.